Alleen nog subsidie voor zonneparken met 50% piekbegrenzing
Minister Jetten (Klimaat en Energie) stelt voor grote zonnedaken en -parken vanaf dit jaar alleen nog subsidie beschikbaar als de ontwikkelaars minimaal dubbel zoveel vermogen aan zonnepanelen installeren als de netaansluiting kan verwerken.
Nederlandse netbeheerders kunnen de razendsnelle uitrol van zonnepanelen op woningen, bedrijfsdaken en weilanden de laatste jaren niet meer bijbenen.
Het elektriciteitsnet loopt overal vol, en daarmee dreigt ook de energietransitie vast te lopen. Om te voorkomen dat nieuwe zonne-energieprojecten beslag leggen op meer netcapaciteit dan strikt noodzakelijk, komen projecten groter dan 1.000 kilowatt (kW) met de wijziging in de SDE++ alleen in aanmerking voor subsidie als ze 50% van het vermogen aftoppen.
Een nieuw gesubsidieerd zonnedak of zonnepark van 1.000 kW krijgt dus een aansluiting van maximaal 500 kW en kan – als de zonnepanelen hun maximale vermogen leveren – slechts de helft daarvan via het elektriciteitsnet verkopen.
Zonnepanelen leveren in Nederland vrijwel nooit hun maximale vermogen
Het lijkt nogal drastisch, de helft van het vermogen weggooien. Gelukkig valt het mee. In Nederland komt de productie van zonnepanelen maar zelden in de buurt van het maximale vermogen. In de winter mag je met 20% al blij zijn en ook op een zomermiddag wordt de 100% meestal niet aangetikt.
Omdat aansluitingen op het elektriciteitsnet en omvormers niet gratis zijn, sluiten de meeste uitbaters van grote zonnedaken en -parken de projecten al jaren aan op ruwweg 70% van het vermogen. Het plukje extra zonnestroom (donkergroen in figuur 1) dat je op enkele zonnige dagen mist, weegt niet op tegen de investering die nodig is om het volledige vermogen altijd te kunnen leveren.
Met de nieuwe regel gaat EZK voor gesubsidieerde (grote) zonnepanelenprojecten nu een stap verder. Ten opzichte van het aftoppen op 70% van het vermogen, waar uitbaters uit eigen economische overwegingen zelf al voor kozen, zal ook de in figuur 1 lichtgroen gekleurde potentiële opbrengst verloren gaan. Alleen de geelgekleurde opbrengst wordt bij nieuw gegunde projecten dan nog (direct) aan het net geleverd. In de winter maakt het aftoppen op 50% van het vermogen vrijwel nooit uit, de zonnepanelen leveren dat vermogen dan toch al niet. In de zomer is het aftoppen zeker merkbaar, maar is alsnog het overgrote deel van de potentiële productie ook daadwerkelijk beschikbaar.
Tot 80% extra zonne-energie, door 10-15% weg te gooien
Een gemiddeld jaar duurt 8.766 uur. Als we de potentiële productie van een zonnedak of -park voor alle uren in een jaar sorteren van de uren met de hoogste tot de laagste vermogens, ziet dat er ruwweg uit als in figuur 2.
Meer dan 4.000 uren per jaar is het donker en leveren zonnepanelen sowieso niets. Nog eens bijna 4.000 per jaar bereiken de zonnepanelen niet meer dan 50% van het maximumvermogen. Voor het overgrote deel van het jaar levert een zonnepark aangesloten op 50% van het vermogen dus precies evenveel zonnestroom als eenzelfde project met een volledige aansluiting.
Alleen op de zonnigste 700 uren in het jaar is het aftoppen goed merkbaar. Op deze dagen gaat bij elkaar wel 10 tot 15% van de potentiële jaaropbrengst verloren. Zeker niet te verwaarlozen. Daar staat tegenover dat er op eenzelfde aansluiting nu ruimte ontstaat voor dubbel zoveel zonnepanelen. Ten opzichte van niet aftoppen, kan met aftoppen op 50% jaarlijks tot 80% extra zonnestroom het net op.
Aftoppen op 70% van het vermogen is echter al gebruikelijk, een vergelijk tussen helemaal niets aftoppen en 50% is dus voor nieuwe projecten niet aan de orde. Ten opzichte van aftoppen op 70% ontstaat met aftoppen op 50% ruimte voor zo’n 30% extra zonnestroom zonder netverzwaring. Evengoed een mooie score.
Stimuleer aftoppen ook bij bestaande zonnedaken en -parken
Omdat de panelen zich terugverdienen via de verkoop van elektriciteit, gaat de financiële opbrengst ten opzichte van aftoppen op 70% wel iets omlaag.
Daartegenover staat de kleinere investering in omvormer en netaansluiting en een betere gemiddelde verkoopprijs voor de zonnestoom – want minder productie tijdens overschotten. Al met al raamt het Planbureau voor de Leefomgeving dat een 3 tot 5% hogere kilowattuurprijs nodig is om de op 50% van het vermogen afgetopte projecten rendabel te houden.
Die meerprijs is zo bescheiden dat mogelijk ook exploitanten van bestaande zonprojecten met een beetje extra subsidie te verleiden zijn om niet langer de volledige aansluiting te benutten. Als bestaande exploitanten een deel van de voor hen gereserveerde netcapaciteit teruggeven, ontstaat zonder netverzwaring direct meer ruimte voor extra zonneparken.
Meer SDE++ dan voorgaande jaren, omdat waarschijnlijk minder nodig is
De SDE++ (Stimuleringsregeling Duurzame Energieproductie en Klimaattransitie) vergroot via garantieprijzen de kans op rendabele exploitatie van wind- en zonneparken, CO2-opslag, industriële elektrificatie en andere investeringen die onze CO2-uitstoot beperken. Bij de huidige prijzen voor elektriciteit, aardgas en CO2-uitstoot is daadwerkelijk uitkeren van de subsidie voor veel projecten echter niet of nauwelijks nodig.
Mede daarom ziet EZK kans om dit jaar eenmalig liefst € 13 mrd beschikbaar te stellen. “Ik ben blij dat er een fors budget beschikbaar is voor de opschaling van hernieuwbare energie en andere duurzame maatregelen”, zegt Minister Jetten. “Dat is niet alleen nodig om sneller te verduurzamen en onze klimaatdoelen te halen. Maar ook om onze afhankelijkheid van de import van fossiele brandstoffen zo snel mogelijk af te bouwen.”
Bron: Rijksoverheid, PBL / Imagecredit: Markus Spiske, via Unsplash Public Domain
Ontdek meer van WattisDuurzaam.nl
Abonneer je om de nieuwste berichten naar je e-mail te laten verzenden.