Den Haag mag waterstoftaxi’s uitsluiten, ook na hoger beroep
Het Gerechtshof Den Haag bekrachtigt in hoger beroep het vonnis in kort geding van de Rechtbank Den Haag inzake het uitsluiten van waterstofaandrijving in de aanbesteding voor Haagse doelgroepenvervoer. De gemeente Den Haag mocht een batterij-elektrische aandrijving voorschrijven. De in het ongelijk gestelde partij is (opnieuw) veroordeeld in de proceskosten. Hieronder het oorspronkelijke bericht van 12 januari 2022 naar aanleiding van het vonnis in kort geding.
Exploitant waterstoftankstation verliest kort geding van Den Haag
Het besluit van de gemeente Den Haag om waterstof-aangedreven voertuigen uit te sluiten van een aanbesteding voor doelgroepenvervoer, is volgens de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag niet onrechtmatig.
Den Haag startte in de zomer van 2021 de aanbesteding voor het doelgroepenvervoer* voor de periode 2022-2028 (met optie tot verlenging). De gemeente stuurt daarbij aan op emissievrij vervoer op basis van batterij-elektrische voertuigen.
Binnen het aflopende contract voert opdrachtnemer Noot een deel van het doelgroepenvervoer nog uit met waterstoftaxi’s. Tijdens de aanbestedingsprocedure voor het nieuwe contract is door de gemeente verduidelijkt dat inzet van waterstofvoertuigen op het nieuwe contract niet is toegestaan.
Tankstationhouder BP Kerkhof, leverancier van brandstof en voertuigen voor de huidige Haagse waterstoftaxidienst, spande daarop een kort geding aan. Kerkhof vorderde de gemeente op straffe van een dwangsom om de aanbestedingsprocedure zo te wijzigen dat aanbieden van waterstofvervoer ook onder het nieuwe contract mogelijk is.
Batterij-elektrisch en waterstof-elektrisch niet gelijkwaardig
De gemeente voerde al tijdens de aanbesteding aan dat batterij-elektrische voertuigen beter tegemoetkomen aan het gemeentelijke klimaatbeleid en de Regionale Energiestrategie Rotterdam-Den Haag, onder meer omdat ‘het energetisch rendement van waterstofaandrijving van productie tot gebruik ruim 2,5x lager ligt dan het rendement van batterij-elektrische aandrijving, de productie van waterstof in de praktijk nog leidt tot meer CO2-uitstoot en beschikbare groene waterstof bij voorkeur ingezet wordt daar waar directe elektrificatie niet goed mogelijk is.’
Kerkhof erkent het lagere rendement van waterstofvoertuigen maar voert aan dat waterstof onmisbaar is in de energietransitie en daarom ondanks het verschil in rendement stimulering verdient.
De voorzieningenrechter gaat mee in de redenatie van de gemeente en stelt in haar oordeel dat Den Haag in deze aanbesteding inderdaad onderscheid mag maken tussen batterij-elektrische en waterstof-elektrische voertuigen. De beide energiedragers zijn volgens de rechter niet gelijkwaardig. Ook in de onmisbaarheid van waterstof voor de energietransitie ziet de rechter geen aanleiding om de gemeente Den Haag te dwingen toch waterstoftaxi’s toe te laten.
Als in het ongelijk gestelde partij is Kerkhof vandaag (12 januari 2022) veroordeeld in de proceskosten.
*Doelgroepenvervoer omvat onder meer leerlingenvervoer en vervoer in het kader van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning.
Bron: Rechtbank Den Haag, via LinkedIn / Imagecredit: Tingey Injury Law Firm, via Unsplash Public Domain
Ontdek meer van WattisDuurzaam.nl
Abonneer je om de nieuwste berichten naar je e-mail te laten verzenden.